Zedenmisdrijven

U bent werkzaam in het onderwijs en u ontvangt signalen die mogelijk wijzen op een seksueel misdrijf (een zedenmisdrijf). Hieronder vindt u informatie over de wettelijk verplichte stappen en over de taak en rol van de vertrouwensinspecteurs van de Inspectie van het Onderwijs hierbij.

Als een medewerker van een school bekend is met een mogelijk zedenmisdrijf van een met taken belaste persoon jegens een minderjarige leerling of student, moet deze melding doen bij het bestuur.  Als een bestuur bekend is met een mogelijk zedenmisdrijf van een met taken belaste persoon jegens een minderjarige leerling of student, moet dit onverwijld overleggen met de vertrouwensinspecteur.  Als uit het overleg met de vertrouwensinsepcteur bijkt dat er sprake is van een redelijk vermoeden, moet het bestuur aangifte doen.
Beeld: ©Inspectie van het Onderwijs

Wat verstaan we onder een zedenmisdrijf?

We verwijzen voor het begrip ‘misdrijf tegen de zeden’ (een zedenmisdrijf) naar het Wetboek van strafrecht (Titel XIV: misdrijven tegen de zeden). U kunt hierbij denken aan: een leraar die een seksuele relatie met een minderjarige leerling heeft, een leraar (of een andere met taken belast persoon zoals een conciërge of onderwijsassistent van de school of instelling) die leerlingen op een ongepaste wijze aanraakt of een leraar die een leerling via sms’jes benadert met als uiteindelijk doel het maken van een seksueel contact (‘grooming’). Dit zijn allemaal strafbare feiten.

De meld-, overleg- en aangifteplicht in de onderwijswetten

In de onderwijswetten is de meld-, overleg-, en aangifteplicht opgenomen inzake zedenmisdrijven. In de verschillende wetsartikelen rond de meld- en overlegplicht in het onderwijs worden 3 belangrijke kenmerken genoemd:

  • Het moet gaan om een vermoeden van een misdrijf tegen de zeden;
  • De dader is een met taken belast persoon (bijvoorbeeld een leraar) van de school of instelling;
  • Het slachtoffer is een minderjarige leerling of een minderjarige student van de school of instelling.

Meldplicht bij zedenmisdrijf op school

Als een medewerker op enigerlei wijze bekend is geworden met een mogelijk zedenmisdrijf met kenmerken zoals hierboven beschreven, moet hij of zij dit onverwijld melden bij het schoolbestuur. We noemen dit de meldplicht. Het is niet voldoende om een tussenpersoon te informeren, zoals bijvoorbeeld een lid van de schoolleiding of een vertrouwenspersoon. De meldplicht geldt voor alle met taken belaste personen op een school of instelling. Ook voor interne vertrouwenspersonen die binnen hun functie informatie krijgen over mogelijk zedenmisdrijf. Geen enkele medewerker kan in dit soort gevallen zich beroepen op de geheimhoudingsplicht, tenzij er sprake is van een medisch beroepsgeheim.

Overleg- en aangifteplicht bij een zedenmisdrijf op school

Moet het bevoegd gezag een zedenmisdrijf melden en tot aangifte overgaan?

Als een bevoegd gezag van een school (het schoolbestuur) of instelling op enigerlei wijze bekend is geworden met een mogelijk zedenmisdrijf met de kenmerken zoals eerder beschreven, dan moet zij direct in overleg treden met de vertrouwensinspecteur van de Inspectie van het Onderwijs.

We noemen dit de overlegplicht. De vertrouwensinspecteur stelt in overleg met het schoolbestuur vast of er op grond van de op dat moment bekende feiten, sprake is van een redelijk vermoeden van een strafbaar feit.

Als er geconcludeerd wordt dat er sprake is van een redelijk vermoeden van een zedenmisdrijf dan is het schoolbestuur verplicht hiervan direct aangifte te doen bij de politie. Ook als de betrokkenen hierover hun bedenkingen hebben.

We noemen dit de aangifteplicht. Het schoolbestuur informeert de betrokkenen, zowel het slachtoffer als dader, als tot aangifte wordt overgegaan, dit is wettelijk voorgeschreven.

Als het bestuur, ondanks de verplichting geen aangifte doet, dan gaat de vertrouwensinspecteur over tot escalatie. Uiteindelijk wordt na 10 dagen de minister geïnformeerd, die mogelijk sancties kan treffen. 

Valt seksuele intimidatie ook onder de meld-, overleg- en aangifteplicht?

Bij seksuele intimidatie gaat het om ongewenste, seksueel getinte aandacht die tot uiting komt in verbaal en/of non-verbaal en/of fysiek gedrag, in zoverre het niet valt niet onder Titel XIV van het Wetboek van Strafrecht of onder een andere titel van het Wetboek van Strafrecht.

Seksuele intimidatie wordt ook wel omschreven als 'ongewenste intimiteiten'. Zoals verbaal (bijvoorbeeld seksueel getinte opmerkingen maken of seksueel getinte sms’jes of briefjes toesturen, non-verbaal (zoals bijvoorbeeld seksueel gerichte gebaren maken) en/of fysiek (zoals bijvoorbeeld iemand ongewenst aanraken).

Bij seksuele intimidatie gaat het niet om de intentie van de dader, maar om hoe de ontvanger het ervaart. Immers opmerkingen en gebaren kunnen als vervelend of bedreigend worden ervaren en de waardigheid van de ontvanger aantasten.

Als binnen een school of instelling zich een situatie van seksuele intimidatie voordoet, wordt geadviseerd in overleg te treden met de vertrouwensinspecteurs. Dit omdat uit de praktijk blijkt dat het soms lastig is te beoordelen of een melding valt in de categorie seksuele intimidatie of seksueel misbruik.

Geen aangifteplicht vertrouwensinspecteurs

De vertrouwensinspecteurs zelf zijn niet verplicht om aangifte te doen van een misdrijf tegen de zeden. Zij zijn wettelijk verplicht geheim te houden wat leerlingen, ouders of personeelsleden van een school hun toevertrouwen ten aanzien van mogelijke zedenmisdrijven.

Meldplicht en meldcode

De meldplicht bij seksueel misbruik is niet hetzelfde als de meldcode bij huiselijk geweld en kindermishandeling. Op de site van de Stichting School en Veiligheid wordt het verschil uitgelegd.