Dienst Geografie levert actuele kaarten aan de gehele krijgsmacht

‘No maps, no mission’. Het had een gelikte slogan voor een reclamespotje kunnen zijn, maar het is het toepasselijke motto van de Dienst Geografie (DGeo). Op de luitenant-kolonel Tonnetkazerne in ’t Harde staan 35 mensen dag en nacht klaar om de krijgsmacht te voorzien van topografische kaarten, satellietbeelden, aeronautische informatie, hoogtebeelden en alle andere geografische producten die ze in de vijfhonderd terabyte grote database bewaren. Door de inval in Oekraïne, de aardbevingen in Marokko en Turkije, de overstromingen in Libië, de evacuaties uit Soedan en de oorlog tussen Israël en Hamas beleeft de dienst drukke tijden.

Tekst: Kirsten de Vries | Foto: sergeant Gregory Fréni

“Kijk, dit is Bachmoet nadat het verwoest was”. Het hoofd Bureau Geografische Informatievoorziening Joost Michael wijst op een luchtfoto in zijn kantoor. “En hier zie je de tankbanen.” Het is maar een klein voorbeeld van alle data-opties waarover hij beschikt. Bij grote gebeurtenissen maken Joost en zijn team kaarten voor de defensiecollega’s ter plaatse.

De luchtfoto in het kantoor van Joost waarop een verwoest Bachmoet te zien is.

Reusachtig

“Bij de aardbeving in Turkije werd het Urban Search and Rescue-team (USAR) ingezet. Toen zij in het vliegtuig zaten, wisten ze nog niet precies waar ze naartoe gingen. Het aardbevingsgebied was reusachtig. Daarom moesten voor het hele gebied kaarten geproduceerd worden. Dan staat de computer echt 24 uur te stampen om de juiste kaarten te krijgen.” Alle operationele eenheden van Defensie weten DGeo inmiddels regelmatig te vinden. “Als er nu bijvoorbeeld iemand geëvacueerd moet worden, zijn het vaak de special forces die dat doen. Doordat DGeo geografische producten toegankelijk maakt in online portalen kunnen veel Defensiemedewerkers deze zelf downloaden."

Joost Michael, hoofd Bureau Geografische Informatievoorziening, kan op zijn computer zo’n beetje de hele wereld bekijken aan de hand van onder andere stafkaarten, 3D- en via satellietbeelden. “Twee keer per jaar komen er nieuwe luchtfoto’s van Nederland.”

Gebergte

Joost laat een aantal systemen en data zien die hij op zijn computer heeft staan; van een gebergte in Afghanistan en een 3D-beeld van de kust van Libië tot stafkaarten van Kiev. Het lijkt alsof de hele wereld in beeld beschikbaar is. “In Nederland weten we van elke vijftig centimeter hoe hoog iets ligt ten opzichte van het Normaal Amsterdams Peil (NAP). Wereldwijd weten we dat van twaalf meter. In Nederland hebben we van 7,5 centimeter luchtfoto’s, wereldwijd hebben we satellietbeelden van dertig centimeter.”

‘Van iedere 7,5 centimeter Nederland zijn luchtfoto’s’

Elkaars data

Zo’n vijf jaar geleden begonnen de NAVO-landen, waaronder Nederland, met het gestructureerd uitwisselen van geografische data. En dat bleek hard nodig. “Ging je in Noorwegen oefenen, dan moest je de Noren bellen. Het duurde vaak te lang voordat we de juiste data hadden."

“We zijn een vraaggerichte organisatie. Mensen komen bij ons, dat is het uitgangspunt”, zo legt stafofficier Geografische Informatie Jochem van Wijk uit. “Wij kijken naar de toekomst, naar wat er speelt in de markt. En de toekomst voor geografie ziet er rooskleurig uit.

Dit jaar hebben Nederland en Duitsland de Topographic Information Supporting Nations (TISN)-rol, wat inhoudt dat Nederland, samen met de Duitsers, de data van de NAVO-landen up to date moet houden. “De NAVO wil dat iedereen dezelfde geografische informatie gebruikt”, legt de projectleider majoor Jochem van Wijk uit. “Landen geven hun data aan de NAVO, de NAVO controleert die en via de TISN-rol worden ze verspreid naar andere partnerlanden. Zo beschikt iedereen over dezelfde geografische informatie. Stel dat Nederlandse eenheden oefenen met Poolse collega’s in Roemenië, dan moeten ze over dezelfde Roemeense kaarten beschikken.”

‘Google Maps is vloeken in de kerk’

Hoogtedata van de hele wereld

Het is niet de enige (internationale) samenwerking van de DGeo. Er loopt een programma van drie jaar om hoogtedata van de hele wereld te verkrijgen. Daarnaast zijn er veertig medewerkers van het Kadaster die kaarten intekenen zodat die vervolgens gebruikt kunnen worden bij inzetten. Ook wordt gewerkt aan 3D-modellen van de wereld. In 2024 hoopt de DGeo te beschikken over radarbeelden die door wolken heen bekeken kunnen worden. “Wij bouwen eigenlijk een Google Earth, maar dan voor iedereen binnen Defensie”, aldus Joost.

Overal in het kantoor zijn nog oude kaarten en apparaten van voor het digitale tijdperk te bewonderen.

‘Kaart van Israël in een paar uur’

Een van die ‘bouwers’ is Jasper den Besten. Hij was betrokken bij het aanleveren van kaarten op het moment dat het om verschillende redenen misging in Marokko, Libië en Israël. “We maken eerst rapid maps, snelle kaarten die nog niet verfijnd zijn. Een gebied van dertig bij dertig kilometer kunnen we dan in een kwartiertje klaar hebben. Landen als Israël en Kosovo in een paar uur. Brazilië duurt een nacht.”

Op deze rapid maps zijn hoogtelijnen te zien, er is af te lezen hoe steil bepaalde gebergtes zijn, maar ook wegen en vegetatie zijn zichtbaar. “We sturen ze in een PDF-bestand op. Dat kunnen ze dan gebruiken, maar vaak hangt er ter plekke ook wel een geprinte versie aan de muur. Het hele land Israël is bijvoorbeeld 83 rapid maps groot.”

‘Van Oekraïne hebben we gruwelijk veel data’

Ook als er even geen crisis is, is er genoeg te doen voor Jasper en zijn collega’s. “We zijn altijd bezig om oefeningen met data te ondersteunen. We moeten de database bijhouden, we krijgen nieuwe data binnen. Van Israël hadden we bijvoorbeeld geen nationale kaarten. Van Libië hadden we geen goed nationaal product. Als er al een kaartenserie uit Afrikaanse landen beschikbaar is, dan zijn die vaak oud: uit de jaren zestig, zeventig en tachtig.”

Jasper den Besten hangt een van de rapid maps op die hij en zijn collega’s gemaakt hebben.

Google Maps

En Google Maps dan? “Dat is echt vloeken in de kerk”, aldus adjudant Hella Gort. “Soms horen we wel eens dat collega’s Google Maps hebben gebruikt, omdat het sneller is. Maar Maps is niet nauwkeurig en je laat digitale sporen na die je niet na wilt laten. Deze data heeft Defensie gewoon zelf in huis, alleen is onze dienst nog niet zo bekend.”

Vijfhonderd terabyte aan data

Hoe vind je in zo’n enorm archief net dat ene gebergte of dat stukje weg dat je nodig hebt? Daarvoor hebben Rengert Siezen en zijn team een eigen programma ontwikkeld, waarmee metadata aan de beelden worden toegevoegd. “Je kunt wel heel veel data op een server zetten, maar dan is het niet terug te vinden. Nu kun je allerlei informatie bijschrijven, zoals de opnamedatum en locatie. Vooral van het Midden-Oosten en Noord-Afrika hebben we veel data.” Maar als Defensie iets in het zuiden van Sri Lanka gaat doen, ontstaat er een probleem. “Ook van Nieuw-Zeeland hebben we weinig”, vervolgt Rengert. “Van Oekraïne hebben we dan weer gruwelijk veel data.”

Net als collega Jasper wordt ook hij wel eens opgeroepen voor operationele inzet. “Bij de evacuatie in Soedan kreeg ik ’s avonds een mailtje en toen hebben we gauw het een en ander klaargezet dat naar MARSOF ging, zoals satellietbeelden en eventuele evacuatiemogelijkheden. Dat moest meteen worden doorgesluisd zodat mensen er binnen een halfuur bij konden. Net als bij een aardbeving, dan moet je ook gewoon snel handelen.”