Ga direct naar de content

Nieuwjaarsartikel 2009: Sterker uit de crisis

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: januari 9 2009

nieuwjaarsartikel
ILL USTRATIE: ro el o ttow

Sterker uit de crisis
2009 wordt een uitzonderlijk moeilijk jaar. Als de crisis extra
maatregelen nodig maakt, moeten deze hand in hand gaan
met het veiligstellen van de houdbaarheid van de overheidsfinanciën op lange termijn. Het beleid ter versterking van het
concurrerend vermogen moet daadkrachtig worden voortgezet. Met verdere structurele hervormingen kan Nederland
zelfs sterker uit deze crisis komen.

V

Chris Buijink
Secretaris-generaal van het
Ministerie van Economische Zaken

6

ESB

oor het eerst sinds de Tweede Wereldoorlog
zal de economie in de drie economische
blokken in hetzelfde jaar krimpen. Het IMF
raamt voor 2009 een krimp van 0,7 procent
in de Verenigde Staten, 0,5 procent in Europa en
0,2 procent in Japan (IMF, 2008). China en India
blijven weliswaar groeien, maar in een lager tempo.
Ook Nederland raakt dit jaar in een recessie. Het
CPB raamt voor 2009 een krimp van het bruto
binnenlands product in Nederland van driekwart
procent. Voor het eurogebied verwacht het CPB zelfs
een krimp van een vol procent. Voor 2010 wordt
een bescheiden groei van een procent geraamd voor
Nederland en driekwart procent voor het eurogebied
(CPB, 2008). Deze ontwikkelingen staan in scherp
contrast met de vooruitzichten van begin 2008. Die

94(4551) 9 januari 2009

waren immers een stuk gunstiger, waarbij overigens
al wel duidelijk was dat de aanhoudende onrust op
de financiële markten en de doorwerking daarvan op
de wereldeconomie een grote bron van onzekerheid
waren. Weinigen hebben voorzien tot welke enorme
gevolgen de gebeurtenissen in de Verenigde Staten
zouden leiden en hoezeer Europese banken daarbij
betrokken zouden zijn. De neerwaartse risico’s zijn
voor dit en volgend jaar groot. Wanneer de stabiliteit
van de financiële sector niet herstelt en bijvoorbeeld
de kredietverlening stagneert, kan de groei gemakkelijk lager uitvallen. Het uitblijven van herstel van
de wereldhandel kan ook leiden tot negatieve groei
in 2010. Opvallend in deze crisis zijn de zeer aanzienlijke, neerwaartse bijstellingen van verschillende
ramingen binnen korte tijd. In juli verwachtte het
IMF bijvoorbeeld nog een groei voor de eurozone van
1,2 procent, in oktober werd dat bijgesteld tot 0,2
procent en in november sloeg die groeiraming om in
een van krimp (figuur 1).

Continuïteit kredietverlening
moet voorop staan
Tot begin september leken de directe effecten
van de financiële crisis op de Europese economie

De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.

bedrijfsleven volledig willen blijven vervullen. Die rol kan niet zonder inzet van
institutionele beleggers worden vervuld. Goede samenwerking tussen alle partijen kan resulteren in een groter gebruik van de overheidsgarantie voor bancaire
leningen en daarmee bijdragen aan de continuïteit van de kredietverlening.

Figuur 1

Raming bbp-groei 2009.
2
1,5

Sterke uitgangspositie, maar de crisis zal ernstig zijn

1
0,5
0
-0,5
-1
Eurozone

Japan
Juli

Oktober

Verenigde Staten
November

Bron: IMF World Economic Outlook UPDATE

beperkt. Na de val van Lehman Brothers op 15
september 2008 kwamen door de wereldwijde
vertrouwenscrisis ook in Europa en Nederland grote
financiële instellingen in moeilijkheden. Via kapitaal­
injecties en garantiestellingen heeft de overheid
voorkomen dat centrale spelers in het financiële
systeem in grote problemen kwamen. De stabiliteit
van de financiële sector is verder gebaat bij het vertrouwen van consumenten in banken. Om te voorkomen dat zij hun geld zouden opnemen of verplaatsen
is daarom ook de spaargarantie verhoogd. Die stabiliteit is nodig om de kredietverlening aan bedrijven,
instellingen en huishoudens op gang te houden. Ook
gezonde bedrijven zijn niet veilig als de kredietkraan
dicht gaat en zonder hypotheken komt de groei van
de huizenmarkt abrupt tot stilstand.
De afgelopen maanden is uit de cijfers van De
Nederlandsche Bank duidelijk geworden dat de groei
van de kredietverlening door banken is stilgevallen.
Dit is op zich niet vreemd voor een periode waarin
een recessie nadert. Maar daar bovenop heeft de
kredietcrisis een extra negatief effect op de kredietverlening. Door de forse afschrijvingen die banken
hebben gedaan, moeten zij hun buffers weer op
peil brengen. De afschrijvingen zijn veroorzaakt
door verliezen op aandelen en andere effecten die
gerelateerd zijn Amerikaanse hypotheken. Bovendien
zijn banken door de kredietcrisis genoodzaakt extra
buffers aan te houden als gevolg van het beschadigde vertrouwen in de banken. De markt eist hogere
kapitaalratio’s dan voorheen. De mogelijkheden van
banken om nieuwe kredieten te verstrekken worden
bovendien beperkt, doordat het doorverkopen van
kredieten en hypotheken op dit moment veel moeilijker is geworden, zodat zij op de balans van de
emitterende bank moeten blijven staan.
Dat de groei van de kredietverlening stagneert wil
niet zeggen dat banken in het geheel geen nieuw
krediet meer verschaffen. Een belangrijk deel van
het krediet dat nu verstrekt wordt, bestaat uit
opnames vanuit bestaande kredietlijnen, die verstrekt zijn voor september 2008. Eind 2008 kondigden de Nederlandse Vereniging van Banken in een
overleg met VNO-NCW en MKB-Nederland aan, dat
de banken hun rol als kredietvertrekkers voor het

Nederland gaat met een, internationaal vergeleken, relatief sterke economie
de recessie in. Die uitgangspositie is mede te danken aan hervormingen in het
verleden. Werkloosheid en inflatie zijn laag en de overheidsfinanciën staan er
beter voor dan bij voorgaande crises, zoals in 1981 en 2001. De begroting kent
in 2008 nog een overschot en de staatsschuld was, zeker voor de ingrepen in
de financiële sector, op een relatief laag niveau. De wereldwijde credit crunch
en de ongekende val van de afzet die de wereld in zijn greep heeft, raakt echter
ook ons land hard. Veel indicatoren laten een uitzonderlijke omslag zien, zoals
de wereldhandel, de investeringen in de bedrijvensector, de economische groei
en het EMU-saldo (figuur 2). Veel bedrijven maken een omvangrijke vraaguitval
door. Niet onderschat mag worden voor welke uitdagingen deze economische
neergang bedrijven en hun werknemers zal stellen. Voor het eerst sinds 2004
zal de werkloosheid weer fors oplopen. Het CPB raamt voor 2010 een stijging tot
6,4 procent (CPB, 2008).
Het is bij dit alles belangrijk de concurrentiepositie van onze bedrijven zo veel
mogelijk op peil te houden. De dalende inflatie biedt daar ook mogelijkheden toe
via matiging van de lonen. De snel stijgende werkloosheid vraagt in 2010 om
gematigde looneisen. Ook nu al laten vakbonden in moeilijke situaties verantwoordelijk gedrag zien. Een goed voorbeeld is de afgesloten crisis-cao bij Corus
met een looptijd van een half jaar en 1,75 procent loonsverhoging. In een kleine
open economie als de Nederlandse is het neerwaartse effect van loonmatiging
en daarmee het positieve effect op de structuur van de economie en de export
veel belangrijker dan het directe negatieve effect op de consumptie. Volgens
het macro-economisch model van het CPB resulteert loonmatiging relatief snel
in een sterkere positie op buitenlandse markten en zo in een hogere groei en
meer werkgelegenheid (Kranendonk en Verbruggen, 2006). Daarnaast kunnen
de looneisen extra worden gematigd in zwakke sectoren. Bij het ingaan van
deze crisis is de goede verhouding tussen bonden, werkgevers en overheid in
Nederland een extra sterkte.

Belang Europa staat buiten kijf
Deze crisis bewijst eens te meer het belang van Europa voor duurzame economische groei. Het overslaan van de financiële crisis op de Europese banken
en economieën vroeg om actie op Europees niveau. Daar is ook daadkrachtig
gehandeld. Het topoverleg op 12 oktober 2008 in Parijs van de vijftien Europese
leiders in de eurozone, aangevuld met het Verenigd Koninkrijk, is daarvan een
symbool. Daar werd besloten tot gecoördineerde ondersteuning van de ­inanciële
f
sector door onder meer de staatsgaranties voor bankleningen. Eind 2008
stemden de 27 leiders van de gehele Europese Unie bovendien in met een
pakket economische stimuleringsmaatregelen om de gevolgen van de financiële
crisis te verzachten. De maatregelen zijn samen goed voor ongeveer 200 miljard
euro, zo’n 1,5 procent van het totale bruto binnenlands product van de EU.
Iedere regering moet de maatregelen afstemmen op de specifieke behoeften van
de eigen economie. Dezelfde daadkracht is nodig bij het uitwerken van nieuwe
regels op het gebied van financieel toezicht. Dat vraagt om Europese en internationale afspraken.
Bestaand Europees beleid heeft structureel bijgedragen aan de economische
positie van de Europese landen. Het pact voor Stabiliteit en Groei heeft ervoor
gezorgd dat de Europese overheidsfinanciën ten opzichte van het verleden
vooralsnog in redelijke tot goede conditie zijn. De interne markt en de regels voor
staatssteun voorkomen een concurrentieslag tussen landen en protectionisme.
De uitbreiding van de Europese Unie naar Midden- en Oost-Europa heeft de
interne markt verder versterkt. Ook de rol van de euro in het behoud van rust en
stabiliteit in Europa moet niet onderschat worden. Dankzij de gezamenlijke munt
is de eurozone verschoond gebleven van sterke valutakoersschommelingen en

De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders

te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.

ESB

94(4551) 9 januari 2009

7

competitieve devaluaties. Door deze rust zijn extra onzekerheden voor bedrijven
om te handelen en te investeren binnen de eurozone voorkomen.
Een sterk Europa is ten slotte ook noodzakelijk in het internationaal overleg met
oude en nieuwe economische machten. Dat het, ondanks de oproep daartoe
tijdens de G20-bijeenkomst in Washington, niet gelukt is de Doha-ronde in het
kader van de Wereld Handels Organisatie voor Kerst af te ronden is zorgelijk.
Nederland, Europa en de wereld zijn gebaat bij de verdere opening van markten.
Nu meer dan ooit.

Figuur 2
2,5

Mutaties in(mutatie %)
Bbp bbp, wereldhandel,
i
­nvesteringen en EMU-saldo.

2,0

Bbp (mutatie %)

1,5
2,5
1,0
2,0
0,5

1,5

0,0

1,0

-0,5

0,5

-1,0

Vertrouwenspakket laten werken en lange lijnen vasthouden
Om de directe effecten van de instabiliteit van de financiële sector op de reële
economie te beperken heeft het kabinet in november 2008 besloten tot een
eerste pakket maatregelen. Dit is specifiek gericht op het herstel van vertrouwen, ondersteuning van de kredietverlening aan en de liquiditeitsbehoefte van
bedrijven. Het beoogt niet een algemene bestedingsimpuls te geven aan de
economie. Onderdeel van het pakket is de openstelling van de regeling voor
werktijdverkorting, zodat bedrijven geschoold personeel niet onnodig hoeven af
te stoten. Door de mogelijkheid tot versneld afschrijven, zodat de betaling van
de vennootschapsbelasting uitgesteld kan worden, kunnen bedrijven op korte
termijn over meer liquide middelen beschikken. Om de kredietverlening beter te
ondersteunen heeft de minister van Economische Zaken al eerder de overheidsgarantie voor kredieten aan het midden- en kleinbedrijf verruimd. In hetzelfde
licht kijkt het kabinet nog naar mogelijkheden om de overheidsgarantstelling voor
bedrijfsleningen te verbreden. Door de uitbreiding van de zogenaamde groeifaciliteit zullen ook wat grotere bedrijven bereikt kunnen worden. Ook wordt onderzocht hoe problemen bij de exportkredietverzekering kunnen worden opgelost.
Het is verstandig dat er wordt vastgehouden aan het structurele, op de lange
termijn gerichte, economische beleid. In de eerste plaats is het belangrijk de
geboekte vooruitgang te behouden. Ofschoon er nog altijd uitdagingen bestaan,
blijkt uit internationale vergelijkingen dat Nederland goed scoort op structurele
economische kenmerken (Buijink, 2008). Zo zijn de markten voor producten en
diensten concurrerender geworden en kennen ze een betere prijs-kwaliteitverhouding, onder andere door een effectief mededingingsbeleid (WEF, 2008). Een ideologische discussie over de superioriteit van economische modellen helpt niet om
uit de crisis te komen, want die heeft wereldwijd toegeslagen. Bovendien, recente
eerdere financiële crises vonden plaats in landen als Zweden en Japan, op dat
moment geen paradijzen van Angelsaksisch marktdenken. Er is geen enkele reden
in al te grootse bewoordingen te spreken over het einde van het kapitalisme.
Ten tweede blijft versterking van het concurrerend vermogen van belang. Bij
de start van de coalitie is een ambitieuze agenda gepresenteerd met als doel
om Nederland nog meer tot een innovatieve, concurrerende en ondernemende
economie te maken. De uitvoering van die ambities rond bijvoorbeeld innovatie,
onderwijs, duurzaamheid en infrastructuur is onderweg. Juist nu komt het erop
aan tempo te maken en internationaal in positieve zin onderscheidend te zijn.
Een goed voorbeeld is hier de ingezette aanpak op het gebied van administratieve lasten en regeldruk. De Wereldbank concludeerde in november 2008 dat
deze aanpak leidend is in de wereld (Djankov en Ladegaard, 2008).
Onderwijs, kennis en innovatie zijn cruciaal voor het concurrentievermogen.
Het is daarom goed dat met Prinsjesdag de besluitvorming over een selectieve voortzetting van aflopende projecten op deze terreinen is vervroegd naar
2009. Daarvoor werd maximaal vijfhonderd miljoen euro binnen het Fonds
Economische Structuurversterking (FES) uitgetrokken. Die toekenning was eigenlijk pas voor de volgende kabinetsperiode voorzien. De ontwikkelingen sindsdien
hebben het belang daarvan alleen maar groter gemaakt nu de private onderzoeksuitgaven onder druk komen te staan. De afgelopen jaren is er in Nederland
in een reeks van innovatieprogramma’s een veelbelovende nieuwe samenwerking
tussen bedrijfsleven, kennisinstellingen, maatschappelijke organisaties en overheid van de grond gekomen op gebieden als chemie, agrifood en water. Daarbij
wordt het vernieuwende vermogen van het bedrijfsleven en het grensverleggende
karakter van wetenschappelijk onderzoek ook benut voor het vinden van oplossingen voor maatschappelijke uitdagingen rond bijvoorbeeld duurzaamheid, water-

8

ESB

94(4551) 9 januari 2009

0,0

1980 1981

2001 2002

2008 2009

-0,5
-1,0
4,0
3,0
2,0

Relevante wereldhandel (mutatie %)

1980 1981

2001 2002

2008 2009

Relevante wereldhandel (mutatie %)

1,0
4,0
0,0
3,0
-1,0
2,0
-2,0
1,0
-3,0
0,0
-4,0

-1,0
-2,0

1980 1981

2001 2002

2008 2009

-3,0
-4,0
1980 1981

2001 2002

2008 2009

Bruto investeringen bedrijvensector (excl. woningen)
10,0
5,0
0,0
10,0

Bruto investeringen bedrijvensector (excl. woningen)

-5,0

5,0

-10,0

0,0

-15,0

-5,0

1980 1981

-10,0
2,0
-15,0
1,0

2001 2002

2008 2009

EMU-saldo (% bbp)

1980 1981

2001 2002

2008 2009

0,0
-1,0

EMU-saldo (% bbp)

-2,0
2,0
-3,0

1,0

-4,0

0,0

-5,0

-1,0
-6,0
-2,0

1980 1981

2001 2002

2008 2009

-3,0

Bron: CPB, kerncijfers voor Nederland, december 2008
-4,0
-5,0
-6,0
beheer en veiligheid (NOI, 2008). Voorkomen moet
1980
2008 2009
worden dat in 1981 crisis2001 2002
deze
investeringen in onderzoek
en innovatie het kind van de rekening worden. Dat
zou de kracht van Nederland als kenniseconomie
op termijn ondermijnen. Om bedrijven tijdelijk extra
ruimte te geven voor uitgaven aan onderzoek, zou de
afdrachtvermindering voor speur- en ontwikkelingswerk (WBSO) voor het komend jaar verder kunnen
worden verruimd. Tijdelijke factoren, zoals de kredietcrisis, dienen een zo beperkt mogelijk negatief
effect te hebben op de ontwikkeling van de kenniseconomie. Uit de verschillende moties die werden
ingediend rond het debat over de kredietcrisis in
december 2008 blijkt dat de Tweede Kamer deze
notie deelt. Als het kabinet in het voorjaar de uitga-

De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.

ven inderdaad meer zou kunnen richten op innovatie
en duurzame energie zou structuur­ ersterking in
v
deze economische crisis een extra impuls krijgen.
Ook is het verstandig te bezien hoe in de vorm van
publiek-private samenwerking, kan worden voorkomen dat door deze tijdelijke neergang kenniswerkers
voor ons land verloren gaan, die bij herstel weer niet
gemist kunnen worden. De agenda van het kabinet
voor de versterking van onze fysieke infrastructuur
is voor onze internationale concurrentiepositie ook
van het grootste belang. De aanbevelingen uit het
rapport Sneller en Beter van de commissie-Elverding
(2008) moeten voortvarend uitgevoerd worden, om
zo te komen tot een snellere besluitvorming over
infrastructurele projecten. Dat was voor de crisis al
belangrijk, maar juist nu ook noodzakelijk om waar
mogelijk te komen tot eerdere realisatie van werken.
Ten slotte hanteert dit kabinet begrotingsregels om
niet te vervallen in ad-hocbeleid. Die regels zijn een
verworvenheid en een anker in onzekere tijden. De
uitgavenkaders dienen als maximum voor de uitgaven. Tegenvallende belasting- en premie-inkomsten
hoeven niet gecompenseerd te worden zolang
het begrotingstekort niet boven de twee procent
van het bruto binnenlands product uitkomt. Deze
zogenoemde automatische stabilisatoren aan de
inkomstenkant zorgen ervoor dat de conjuncturele
neergang wordt afgevlakt. Als geheel creëren de
begrotingsregels enerzijds rust in het beleid, omdat
niet elke tegenvaller direct noodzaakt tot ingrepen,
en anderzijds hebben ze een stabiliserende invloed
op de economie. Dat is juist nu belangrijk.
Bovendien zullen extra bestedingsimpulsen bovenop
de werking van de automatische stabilisatoren
in de huidige situatie hun doel voorbijschieten.
Ten eerste zijn voor een kleine open economie als
Nederland budgettaire impulsen kostbaar, omdat de
e
­ ffecten voor een aanzienlijk deel weglekken naar
het buitenland. Ten tweede zal door de onzekerheid
een grotere geneigdheid tot extra sparen bestaan.
Ten derde is een juiste timing van een budgettaire
impuls van cruciaal belang. Zowel een scherpe,
kortdurende recessie als een langdurige recessie is
op dit moment niet geholpen met een extra impuls.
In het eerste geval zal de doorwerking pas optreden
gedurende en na het herstel en dus procyclisch
kunnen werken. In het laatste geval wordt de ruimte
voor maatregelen op een later tijdstip, wanneer ze
misschien echt nodig zijn, beperkt. In elk geval is
het van belang dat als tot extra bestedingsimpulsen
besloten wordt, dit in Europees verband gebeurt.

men van de economie voorkomen worden, anderzijds moeten de begrotingsregels
niet te snel worden losgelaten, ook met het oog op de volgende generaties. Een
mogelijke oplossing voor dit dilemma kan liggen in het combineren van extra
ruimte voor de begroting op de kortere termijn met verdere structurele versterking van onze economie en van de overheidsfinanciën. Zo kan de financiële
houdbaarheid op lange termijn worden gegarandeerd en het vertrouwen in solide
overheidsfinanciën worden behouden. Daarmee wordt voorkomen dat boven onze
stand wordt geleefd. De geschiedenis leert dat juist crises meer kansen bieden
voor hervormingen (Drazen en Easterley, 2001).
Hoewel de huidige recessie gepaard zal gaan met een tijdelijke hogere werkloosheid, wordt de arbeidsmarkt gekenmerkt door structurele krapte. De potentiële
beroepsbevolking zal tot 2040 met zo’n tien procent afnemen, van elf naar tien
miljoen. Om toekomstige groei zeker te stellen, blijft het noodzakelijk om mensen
meer te laten werken. Dit kan door een verhoging van het aantal gewerkte uren
van mensen die al een baan hebben en door het aan de slag krijgen van inactieven. Hiertoe moet werk lonender en de arbeidsmarkt flexibeler worden. De aanbevelingen van de Commissie Bakker blijven onverminderd actueel (Commissie
Arbeidsparticipatie, 2008). In dit licht verdient het aanbeveling bijvoorbeeld te
bekijken of de voorziene, gunstige koopkrachtontwikkeling in 2009, die bepaald
niet bij het huidige conjunctuurbeeld past en vooral een gevolg is van externe
factoren, niet productiever kan worden ingezet. Hierbij kan het koopkrachtbeeld
zoals dat bij Prinsjesdag is voorzien en daarna is bekrachtigd in het Najaarsoverleg
met de sociale partners, als uitgangspunt worden genomen. Het nu voorziene,
veel gunstiger koopkrachtbeeld voor personen jonger dan 65 jaar biedt ruimte om
via een verschuiving van lasten een extra impuls te geven aan werkenden. Een
dergelijke verschuiving van lasten haalt per saldo geen beschikbaar inkomen uit de
economie en vergroot de prikkel om aan het werk te gaan. Het is zowel op de korte
termijn, waarin krapte in sommige sectoren samengaat met oplopende werkloosheid, als op de lange termijn, wanneer economisch herstel weer inzet, belangrijk
de prikkels goed gericht te houden op arbeidsparticipatie. Het lijkt wat dat betreft
ook op den duur onvermijdelijk om te komen tot verhoging van de AOW-leeftijd.
Dat kan overigens geleidelijk gaan door deze leeftijd met een maand per jaar op
te trekken. In landen om ons heen, zoals Duitsland en het Verenigd Koninkrijk, is
reeds voor een soortgelijke aanpak gekozen. Zo’n aanpak dient zowel de participatie als de houdbaarheid van de overheidsfinanciën op lange termijn.

Sterker eruit
Nederland gaat de crisis in vanuit een relatief sterke uitgangspositie. Naast maatregelen om de effecten van de crisis te beperken, is het belangrijk de bestaande
ankers niet los te laten en vast te houden aan de lange lijnen in het structurele
economische beleid. Als bovendien gekozen wordt voor verdere structurele hervormingen, zal Nederland straks nog sterker uit de crisis kunnen komen.

Verdere structurele verbeteringen
voor krachtig herstel
Ook zonder extra discretionaire impulsen kunnen
in de nieuwe ramingen van het voorjaar zowel de
uitgavenkaders als de signaalwaarde van het tekort
in 2009 overschreden worden, zeker wanneer de
economische ontwikkeling sterker tegenvalt dan
nu voorzien. Wat is in deze situatie de adequate
beleidsreactie? Enerzijds moet het onnodig afrem-

Literatuur
Buijink, C. (2008) De toekomst in eigen hand. ESB, 93(4526) 4–7.
Djankov, S. en P. Ladegaard (2008) Review of the Dutch administrative
simplification programme. Washington: The World Bank Group.
Commissie Arbeidsparticipatie (2008) Naar een toekomst die werkt.
Rotterdam
Drazen, A. en W. Easterley (2001) Do crises induce reform? Simple
empirical tests of conventional wisdom. Economics and politics,
13(2) 129-157.
IMF (2008) World Economic Outlook UPDATE. Washington: IMF.
CPB (2008) Zwaar weer op komst. CPB memorandum 209. Den Haag:
CPB.
Kranendonk, H. en J. Verbruggen (2006) SAFFIER; Een ‘multi
purpose’-model van de Nederlandse economie voor analyses op korte en
middellange termijn. CPB Document 123, Den Haag: CPB.
Ministerie van EZ (2008) Industrie, een wereld van oplossingen.
Industriebrief 2008. Den Haag: Ministerie van EZ.
Nederland Ondernemend Innovatieland (NOI) (2008)
Langetermijnstrategie: Naar een agenda voor duurzame productiviteitsgroei. Den Haag: NOI.
Wereld Economisch Forum (2008) The Global Competitiveness Report
2008–2009 . Genève: World Economic Forum.

De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders

te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.

ESB

94(4551) 9 januari 2009

9

Auteur